Volgens Tennet is het stimuleren van meer zonnestroom niet
zo efficiënt. Die stroom wordt vooral in de zomer overdag opgewekt als de vraag
minder hoog is en de stroomprijs laag ligt. „Je kan je afvragen of die
opgewekte stroom dan wel zinvol kan worden gebruikt”, zegt bestuurder Ben
Voorhorst van Tennet. „Het simpelweg subsidiëren van zonnestroom is volgens ons
niet de toekomst. Daarover zijn we in overleg met het ministerie van
Economische Zaken en Klimaat.”
Voorhorst stelde vrijdag tijdens een presentatie over de
stroommarkt in 2019 voor om het verstrekken van subsidies te koppelen aan het
gebruik van batterijen door particulieren. „Dan kan je de stroom die je midden
op de dag hebt opgewekt zelf in de avond gebruiken. Of combineer het met een
elektrische boiler, zodat je later op de dag warm water hebt uit zonnestroom.
Er wordt nu hard gewerkt aan aanpassingen in de subsidies.”
Het mooiste zou volgens hem zijn om de duurzame stroom via opslag in waterstof
te bewaren, maar daarbij treden nu nog verliezen op van meer dan 60 procent.
„Als er toch zoveel beschikbaar is, maakt dat niet zoveel uit. Zaak is om hier
een business
case van te maken.”
Ochtendzon
Volgens de bestuurder van Tennet houden exploitanten van
zonneparken al rekening met de relatieve waarde van zonnestroom midden op
zomerse dagen. „Je ziet al dat er minder parken aangelegd worden in de
oost-west-richting. Dan pak je meer ochtend- en avondzon mee. En die bedrijven
kijken ook naar het gebruik van batterijen voor de opslag.”
In 2019 nam de
productie van zonnestroom met bijna een derde toe. Voor particulieren loopt de
zogeheten salderingsregel – waarbij de eigen productie wordt weggestreept tegen
het gebruik – op zijn eind. Over de opvolger wordt nog nagedacht. Voor grotere
investeerders bestaat de subsidiepot SDE+ (zoals voor zonneparken). Tennet
constateerde dat de meeste SDE+-subsidie de afgelopen vier jaar naar
zonprojecten ging. „Exporteren van die zonnestroom heeft in de praktijk weinig
zin”, stelt Voorhorst. „Meestal schijnt op die momenten ook de zon in België en
Duitsland.” Vorig jaar daalde de gemiddelde prijs van
stroom met 22 procent ten opzichte van 2018.
Pieken en dalen
Juist door de opkomst
van duurzame stroom – in 2030 moet volgens het klimaatakkoord 70 procent van de
stroom duurzaam zijn geproduceerd – dreigt de productie
steeds meer pieken en dalen te gaan vertonen, afhankelijk van het weer.
Illustratief is dat vorig jaar voor het eerst de stroomprijzen in de groothandel
korte tijd negatief werden. „Ik geloof niet dat stroomprijzen voor langere tijd
negatief worden. Dan wordt echt wel met de productie gestopt.” Afnemers van
stroom krijgen soms geld toe, omdat elektriciteit niet gemakkelijk en goedkoop
kan worden opgeslagen.
Tennet en ook
netbeheerders als Stedin, Enexis en
Alliander moeten voor de energietransitie veel investeren om het
stroomnetwerk te verzwaren, onder meer om de aansluiting van zonneparken
mogelijk te maken. Juist voor die parken, met hun hoge productie in relatief
korte tijd, zijn veel investeringen nodig. „Het gaat erom dat je een systeem
bouwt dat een zo hoog mogelijke rendement heeft en daarbij gaat het ook om de infrastructuur”,
zegt Voorhorst, die zonnestroom „een grote uitdaging” voor het netwerk noemt.
„We hebben het hier over maatschappelijke kosten en dan moet het doel niet zijn
dat we alleen maar zoveel mogelijk megawatt aan zonneparken neerzetten.”